Luxemburgs

Werkwoord

deit

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van deiten
  2. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van deiten
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van deiten
  4. tweede persoon meervoud gebiedende wijs van deiten


Middelnederduits

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Oudsaksische thiod

Zelfstandig naamwoord

deit

  1. lui, lieden; groep mensen
  2. volk
Schrijfwijzen
Synoniemen
  1. volk

Werkwoord

deit

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van dôn