deit
deit
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van deiten
- tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van deiten
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van deiten
- tweede persoon meervoud gebiedende wijs van deiten
- Afgeleid van het Oudsaksische thiod
deit
- –
- volk
deit
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van dôn