deit
Luxemburgs
Werkwoord
deit
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van deiten
- tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van deiten
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van deiten
- tweede persoon meervoud gebiedende wijs van deiten
Middelnederduits
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Oudsaksische thiod
Zelfstandig naamwoord
deit
Schrijfwijzen
Synoniemen
- –
- volk
Werkwoord
deit
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van dôn