• de·brief
vervoeging van
debriefen

debrief

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debriefen
    • Ik debrief. 
  2. gebiedende wijs van debriefen
    • Debrief! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debriefen
    • Debrief je?