Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·ac·tu·a·li·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
deactualiseren

deactualiseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van deactualiseren
    • Ik deactualiseerde. 
    • Jij deactualiseerde. 
    • Hij, zij, het deactualiseerde. 

Gangbaarheid