Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·ac·tu·a·li·seer

Werkwoord

vervoeging van
deactualiseren

deactualiseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deactualiseren
    • Ik deactualiseer. 
  2. gebiedende wijs van deactualiseren
    • Deactualiseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deactualiseren
    • Deactualiseer je? 

Gangbaarheid