• IPA: /datliːm/
  • dat·lím

datlím

  1. datief meervoud van datle

datlím

  1. locatief mannelijk enkelvoud van datlí
  2. locatief onzijdig enkelvoud van datlí
  3. instrumentalis mannelijk enkelvoud van datlí
  4. instrumentalis onzijdig enkelvoud van datlí
  5. datief meervoud van datlí

datlím

  1. eerste persoon enkelvoud aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord datlit