Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Damascènedamacène
  • da·mas·cè·ne
  enkelvoud meervoud
  mannelijk  /
  vrouwelijk  
damascène damascènes

damascène

  1. (demoniem) Damasceens, Damascener
    «Dans le passé, on était musulman, cairote, damascène, saïdaoui, beyrouthin, bagdadi. Avec le nationalisme, on devint égyptien, syrien, libanais, irakien.[1]»
    In het verleden waren wij moslim, Caïrotisch, Damasceens, Sidonitisch, Beiroets, Bagdads. Met het nationalisme zijn we Egyptisch, Syrisch, Libanees, Iraaks geworden.
  1. P.J. Vatikiotis, L'Islam et l'État (1987) - Franse vertaling door Odette Guitard (1992), p.74.