dagar
- da·gar
Naar frequentie | 1894 |
---|
dagar
- nominatief onbepaald mannelijk meervoud van dagur
- da·gar
dagar
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van dage
dagar
- nominatief onbepaald mannelijk meervoud van dag
Naar frequentie | 438 |
---|
dagar
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van dage
dagar
- nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van dag