dachten
- Geluid: dachten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdɑxtə(n) / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /dɑχtə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /dɑxtə(n)/
- dach·ten
vervoeging van |
---|
denken |
dachten
- meervoud verleden tijd van denken
- Wij dachten.
- Jullie dachten.
- Zij dachten.
- Wij dachten.
- ▸ Het gaat precies zoals we dachten dat het zou gaan.[1]
- Het woord dachten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.