Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dach·ten

Werkwoord

vervoeging van
denken

dachten

  1. meervoud verleden tijd van denken
    • Wij dachten. 
    • Jullie dachten. 
    • Zij dachten. 
     Het gaat precies zoals we dachten dat het zou gaan.[1]

Verwijzingen