Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • [1] dé·lé·gué·tje
  • [2] dé·lé·guée·tje
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het délégueetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord délégué
  2. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord déléguée

Gangbaarheid