curva
- cur·va
enkelvoud | meervoud |
---|---|
curva | curvas |
curva v
vervoeging van |
---|
curvar |
curva
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van curvar
- gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van curvar
vervoeging van |
---|
curvarse |
curva
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van curvarse
- curva in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española