Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • cru·zar·se
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
cruzarse
cruzaba
cruzado
volledig

Werkwoord

cruzarse

  1. wederkerend elkaar kruisen, elkaar tegenkomen
  2. elkaar snijden (van lijnen)

Verwijzingen