Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·ro·na·vleu·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord coronavleugel coronavleugels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de coronavleugelm

  1. (medisch) een heel gebouwdeel van een ziekenhuis dat ingericht is op de behandeling van coronapatiënten