coronahotel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: coronahotel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- co·ro·na·ho·tel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | coronahotel | coronahotels |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het coronahotel o
- een hotel dat ingericht is voor de opvang van coronapatiënten