convenieerden
- con·ve·ni·eer·den
vervoeging van |
---|
conveniëren |
convenieerden
- meervoud verleden tijd van conveniëren
- Wij convenieerden.
- Jullie convenieerden.
- Zij convenieerden.
- Wij convenieerden.
- Het woord convenieerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.