• con·tro·les

de controlesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord controle
     'Maar, mam. . . mijn medicijnen, ik moet terugkomen voor controles. . . Chantal wil. . . 'Dorien tikte bemoederend op de rug van zijn hand.[1]


vervoeging van
controlar

controles

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van controlar
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van controlar