• con·tras·ten

de contrastenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord contrast


vervoeging van
contrastar

contrasten

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van contrastar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van contrastar