contrastar
Spaans
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
contrastar |
contrastaba |
contrastado |
volledig |
Werkwoord
contrastar
- contrasteren, afsteken (een contrast vormen)
- vergelijken
- beproeven, keuren
- ijken
- weerstand bieden tegen, zich verzetten tegen