Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
contrastar
contrastaba
contrastado
volledig

Werkwoord

contrastar

  1. contrasteren, afsteken (een contrast vormen)
  1. vergelijken
  2. beproeven, keuren
  3. ijken
  4. weerstand bieden tegen, zich verzetten tegen