Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·tra-in·di·ceert

Werkwoord

vervoeging van
contra-indiceren

contra-indiceert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contra-indiceren
    • Jij contra-indiceert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contra-indiceren
    • Hij contra-indiceert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van contra-indiceren
    • Contra-indiceert!