• con·tin·gen·teert
vervoeging van
contingenteren

contingenteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contingenteren
    • Jij contingenteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contingenteren
    • Hij contingenteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van contingenteren
    • Contingenteert!