Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·ser·veer

Werkwoord

vervoeging van
conserveren

conserveer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van conserveren
    • Ik conserveer. 
  2. gebiedende wijs van conserveren
    • Conserveer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van conserveren
    • Conserveer je?