conjetura
- con·je·tu·ra
enkelvoud | meervoud |
---|---|
conjetura | conjeturas |
conjetura v
- conjetura in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española
vervoeging van |
---|
conjeturar |
conjetura
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van conjeturar
- gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van conjeturar