Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pri·meer

Werkwoord

vervoeging van
comprimeren

comprimeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van comprimeren
    • Ik comprimeer. 
  2. gebiedende wijs van comprimeren
    • Comprimeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van comprimeren
    • Comprimeer je?