Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pli·ceert

Werkwoord

vervoeging van
compliceren

compliceert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van compliceren
    • Jij compliceert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van compliceren
    • Hij compliceert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van compliceren
    • Compliceert!