compliceerde
- com·pli·ceer·de
vervoeging van |
---|
compliceren |
compliceerde
- enkelvoud verleden tijd van compliceren
- Ik compliceerde.
- Jij compliceerde.
- Hij, zij, het compliceerde.
- Ik compliceerde.
- Het woord compliceerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.