Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • coat·te
Woordherkomst en -opbouw
  •  coat ww  met de uitgang -te

Werkwoord

vervoeging van
coaten

coatte

  1. enkelvoud verleden tijd van coaten
    • Ik coatte. 
    • Jij coatte. 
    • Hij, zij, het coatte.