Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·a·li·tie·lan·den
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de coalitielandenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord coalitieland
     Daarna vocht het regeringsleger terug, gesteund door vliegtuigen van de coalitielanden.[1]
     Te hopen valt dan ook dat het volgende week bij het debat over de regeringsverklaring, wanneer ook wordt teruggekeken op de formatie, het tot meer komt dan de obligate dooddoener dat het nu eenmaal niet anders kan in een coalitieland. Daarvoor zijn er te veel coalitielanden in de wereld waar wel binnen een redelijke termijn en in minder beslotenheid een regering kan worden gevormd.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Vincent Sondermeijer
    “Rebellen Jemen staken aanvallen op regeringsleger en bondgenoten” (19 november 2018) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron “De koning kan afzijdig blijven bij de kabinetsformatie” (25 oktober 2017) op nrc.nl