• cla·ri·fi·eer
vervoeging van
clarifiëren

clarifieer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van clarifiëren
    • Ik clarifieer. 
  2. gebiedende wijs van clarifiëren
    • Clarifieer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van clarifiëren
    • Clarifieer je?