chromeert
- chro·meert
vervoeging van |
---|
chromeren |
chromeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chromeren
- Jij chromeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chromeren
- Hij chromeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van chromeren
- Chromeert!
- Het woord chromeert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.