• chro·meert
vervoeging van
chromeren

chromeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chromeren
    • Jij chromeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chromeren
    • Hij chromeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van chromeren
    • Chromeert!