cedeerde
- ce·deer·de
vervoeging van |
---|
cederen |
cedeerde
- enkelvoud verleden tijd van cederen
- Ik cedeerde.
- Jij cedeerde.
- Hij, zij, het cedeerde.
- Ik cedeerde.
- Het woord cedeerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
cederen |
cedeerde