castreer
- cas·treer
vervoeging van |
---|
castreren |
castreer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van castreren
- Ik castreer.
- gebiedende wijs van castreren
- Castreer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van castreren
- Castreer je?
- Het woord castreer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.