carjack
- car·jack
vervoeging van |
---|
carjacken |
carjack
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van carjacken
- Ik carjack.
- gebiedende wijs van carjacken
- Carjack!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van carjacken
- Carjack je?
- Het woord carjack staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.