• car·jack
vervoeging van
carjacken

carjack

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van carjacken
    • Ik carjack. 
  2. gebiedende wijs van carjacken
    • Carjack! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van carjacken
    • Carjack je?