camoufleerde
- ca·mou·fleer·de
vervoeging van |
---|
camoufleren |
camoufleerde
- enkelvoud verleden tijd van camoufleren
- Ik camoufleerde.
- Jij camoufleerde.
- Hij, zij, het camoufleerde.
- Ik camoufleerde.
- ▸ Haar make-up was nauwelijks zichtbaar, maar camoufleerde exact datgene wat van een exclusief merk werd verwacht.[1]
- Het woord camoufleerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.