Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·lle·je·ar
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
callejear
callejeaba
callejeado
volledig

Werkwoord

callejear

  1. onovergankelijk rondslenteren, rondzwerven (op straat)
  2. met de auto binnenwegen nemen

Verwijzingen