cabrillear
- ca·bri·lle·ar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
cabrillear |
cabrilleaba |
cabrilleado |
volledig |
cabrillear
- onovergankelijk schuimkoppen vormen op de golven van de zee
- glinsteren, fonkelen, schitteren, van het licht op het water
- cabrillear in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española