bungabungafeestje

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bun·ga·bun·ga·feest·je
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het bungabungafeestjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bungabungafeest