Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bul·bi
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de bulbimv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bulbus


Latijn

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

bulbī

  1. nominatief mannelijk meervoud van bulbus
  2. genitief mannelijk enkelvoud van bulbus
  3. vocatief mannelijk meervoud van bulbus