• buik·dans·te
vervoeging van
buikdansen

buikdanste

  1. enkelvoud verleden tijd van buikdansen
    • Ik buikdanste. 
    • Jij buikdanste. 
    • Hij, zij, het buikdanste. 
    • Kenners verwachten veel van Hadises act. Tijdens de voorstelling van de inzending, waarbij de sexy zangeres – de navel ontbloot – zong, heupwiegde en buikdanste, werd duidelijk dat ze in Moskou haar sensualiteit als extra troef zal uitspelen. [1]