Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buik·danst

Werkwoord

vervoeging van
buikdansen

buikdanst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van buikdansen
    • Jij buikdanst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van buikdansen
    • Hij buikdanst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van buikdansen
    • Buikdanst! 
    • Voor de sfeer wilde ik de avond omlijsten met Arabische muziek. Die kon ik lenen, van een vriendin die buikdanst. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen