buồng

  1. tros: handvol vruchten zoals je die van een aantal soorten bomen kunt plukken
    buồng chuối – een tros bananen
    Cây cau có hai buồng. – De betelnotelaar draagt twee trossen.
  2. geheel van organen, groep van bij elkaar horende organen of een volledig orgaan
    buồng phổi – de longen
    buồng gan – de lever
  3. kamer: deel van een huis met eigen muren en een eigen functie
    buồng ngủ – slaapkamer
    buồng tắm – badkamer
  4. kamer: de soldaten die samen op een kamer slapen
    Cả buồng bị ốm. – Heel de kamer is ziek.
  5. holte, kamer: caviteit in bepaalde organen
    buồng thanh quản – larynxholte
    buồng tủy – mergholte