Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • broe·zen

Zelfstandig naamwoord

de broezenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord broes
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
broezen
broesde
gebroesd
zwak -d volledig

Werkwoord

broezen

  1. overgankelijk met een fijne nevel bespuiten
     In de loods worden de pallets in zijn geheel licht gebroesd, waarna ze in de koelcel verdwijnen.[1]

Gangbaarheid

39 % van de Nederlanders;
31 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Stan Verstegen
    “Groente & fruit” (23 december 2008)
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be