brjóta í bága
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd | voltooid deelwoord (supinum) | |
3e pers enk. | 1e pers mv. | ||
brjóta í bága | braut í bága | brutum í bága | brotið í bága |
sterke verbuiging |
volledig |
brjóta í bága + accusatief
- in botsing komen met iets (bijv. met voorschriften), in strijd handelen met iets (bijv. met een voorschrift), in strijd zijn met iets, tegen iets zondigen
- að brjóta í bága við samskiptareglur utanríkisþjónustunnar
tegen het protocol [diplomatiek ceremonieel] zondigen