Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • breit

Werkwoord

vervoeging van
breien

breit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breien
    • Jij breit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breien
    • Hij breit. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van breien
    • Breit! 


Duits

Bijvoeglijk naamwoord

breit

  1. breed


Papiaments

Zelfstandig naamwoord

breit

  1. bruid