breit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- breit
Werkwoord
vervoeging van |
---|
breien |
breit
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breien
- Jij breit.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breien
- Hij breit.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van breien
- Breit!
Duits
Bijvoeglijk naamwoord
breit
Papiaments
Zelfstandig naamwoord
breit