• breekt bin·nen
vervoeging van
binnenbreken

breekt (...) binnen

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenbreken
    • Jij breekt binnen. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenbreken
    • Hij breekt binnen. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van binnenbreken
    • Breekt binnen!