• brak·te
Naar frequentie 4045

brakte, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van brakt

brakte, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van brakt (van brake)

brakte, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van brakt

brakte, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van brakt (van bringe)

brakte

  1. verleden tijd van brake

brakte

  1. verleden tijd van bringe