• boom·den
vervoeging van
bomen

boomden

  1. meervoud verleden tijd van bomen
    • Wij boomden. 
    • Jullie boomden. 
    • Zij boomden. 
vervoeging van
boomen

boomden

  1. meervoud verleden tijd van boomen
    • Wij boomden. 
    • Jullie boomden. 
    • Zij boomden.