Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bit·te·re

Bijvoeglijk naamwoord

bittere

  1. verbogen vorm van de stellende trap van bitter
     Hierin wilde zij meevaren. Tot het bittere einde.[1]

Werkwoord

vervoeging van
bitteren

bittere

  1. aanvoegende wijs van bitteren

Verwijzingen