• bil·lijkt
vervoeging van
billijken

billijkt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van billijken
    • Jij billijkt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van billijken
    • Hij billijkt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van billijken
    • Billijkt!