• bij·sta
vervoeging van
bijstaan

bijsta

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijstaan
    • ... dat ik bijsta. 
vervoeging van
bijstaan

bijsta

  1. (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van bijstaan
    • ... dat men bijsta.