Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zeer·de

Werkwoord

vervoeging van
bezeren

bezeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van bezeren
    • Ik bezeerde. 
    • Jij bezeerde. 
    • Hij, zij, het bezeerde. 
  2. verbogen vorm van bezeerd, voltooid deelwoord van bezeren