• be·zakt
  • vervoeging van bezakken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
bezakken

bezakt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezakken
    • Jij bezakt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezakken
    • Hij bezakt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bezakken
    • Bezakt! 
vervoeging van: bezakken…
verbogen vorm: bezakte

bezakt

  1. voltooid deelwoord van bezakken
  • Bepakt en bezakt zijn
met veel bagage of zo veel als iemand maar kan meenemen